Een Docker-container is een lichtgewicht en geïsoleerde omgeving die alles bevat wat je nodig hebt om je applicatie te draaien, inclusief code, afhankelijkheden, bibliotheken en aanpassingen. Het maakt gebruik van containerisatie om applicaties te verpakken en af te leveren met behulp van gestandaardiseerde processen.
Ze draaien op Docker-images, die alle componenten van een applicatie en de afhankelijkheden ervan bevatten. De images worden gemaakt op basis van Dockerfile-bestanden
die instructies bevatten voor het bouwen van de image. Zodra het image is aangemaakt, kan het worden uitgevoerd als een container.
Docker-containers bieden isolatie van applicaties van elkaar en van het hostsysteem. Ze gebruiken de kernel van het host-besturingssysteem, maar hebben hun eigen omgeving, inclusief het bestandssysteem, omgevingsvariabelen, netwerkinterfaces en processen. Hierdoor kunnen ze onafhankelijk van andere containers draaien en bieden ze herhaalbaarheid en betrouwbaarheid bij het draaien van applicaties in verschillende omgevingen.
Ze zijn ook schaalbaar en draagbaar. Ze kunnen eenvoudig van het ene systeem naar het andere worden verplaatst zonder code of instellingen te wijzigen. Docker-containers integreren ook met orchestrators zoals Docker Swarm of Kubernetes om gecontaineriseerde applicaties in een geclusterde omgeving te beheren en in te zetten.
Om een container te starten in Docker, moet je de volgende stappen volgen:
1. Installeer Docker op je machine als je dat nog niet gedaan hebt. Je vindt instructies over hoe je Docker installeert op de officiële Docker-website:
2. Maak een Dockerfile, waarin de instellingen en instructies voor het maken van de container staan. Een Dockerfile is een tekstbestand, meestal zonder extensie, dat de commando's bevat om de container image te bouwen. Een voorbeeld van een eenvoudige Dockerfile kan er als volgt uitzien:
De basisimage gebruiken
FROM ubuntu:latest
De nodige pakketten installeren
RUN apt-get update && apt-get install -y <packages>
Bestanden naar de container kopiëren
COPY <local_file> <path_in_container>
Het commando uitvoeren wanneer de container start
CMD <command>
3. Open een opdrachtprompt of terminal en navigeer naar de map waar je Dockerfile zich bevindt.
4. Bouw de container image door het commando uit te voeren:
docker build -t <image_name>
Hier is`<image_name>`
de naam die je kiest voor je image, en de `.` punt wijst Docker naar de huidige map waar de Dockerfile
zich bevindt.
5. Zodra de image met succes is gebouwd, start je de container met het commando:
docker run <image_name>
Hiermee wordt een container gemaakt en gestart op basis van je image.
Het is belangrijk op te merken dat wanneer je de container start, je verschillende vlaggen en parameters kunt gebruiken om zijn gedrag te configureren, zoals port forwarding of directory mounting. Voer het commando uit voor meer informatie over de beschikbare parameters en vlaggen:
docker run --help